'de Franse Verleiding'
Nederlanders op vakantie in het Franse zuiden

SOMS LOOPT EEN VAKANTIE ANDERS DAN GEDACHT

of

Van Montfrin naar de Gard en
van polonaise, een zuigfles met pastis
en een palingoproer.

door Ralph en Andrea de Jongh

Vanaf oktober 2015 zochten we af en toe op ‘t internet naar een huurhuisje in de Cévennes, de streek waaraan we al meer dan veertig jaar onze harten verpand hebben. Voor een vakantie. ’t Moest bij voorkeur een vrijstaand huis of huisje zijn waar we in afzondering twee maanden konden doorbrengen. We hadden in wezen maar één voorwaarde: ’t mocht niet teveel geld kosten. Onze middelen zijn beperkt en daarom ook zochten we naarstig naar zo’n plek in ’t voorseizoen. Je weet dan natuurlijk wel dat ’t weer wat kan tegenvallen, maar ook ’t kan ook meezitten. Onze favoriete temperatuur, zo tussen de 30 en 37 graden zou zo maar kunnen.

’t Was zoeken naar een naald in ’n hooiberg, maar op ’n avond vond ik een huis dat me wel intrigeerde, maar dat pas vanaf 1 juni te huur was. Wij wilden juist de twee daaraan voorafgaande maanden in een huis in ’t zuiden zijn. ’t Betrof een huis in Montfrin, bovenin de Provence op de scheiding met de Cévennes, gevat in de driehoek Nîmes, Avignon en Anduze.

"Het huis is schitterend gelegen in de luwte van het kasteel van Montfrin. Het is 150 jaar geleden gebouwd als bergerie en bestaat uit een huis en een studio voor gasten, huurders of B & B", stond er als aanlokkelijke omschrijving bij. En de foto's logen er ook niet om.

Van het internet hadden we meegekregen dat ’t huis eigendom was van een Nederlands echtpaar en we stuurden een mail met de vraag of het huis ook voor april en mei te huur zou zijn. Je weet maar nooit en verdomd, we kregen ’n bericht terug dat die mogelijkheid er was. Voor ’t voorseizoen was de huurprijs per week € 300 en € 500 voor de zomermaanden. Wij wilden dus nog vóór het voorseizoen en konden ’t huis huren voor € 150 per week en daar kwam nog € 100 bij voor eind-schoonmaak en energiebijdrage.

Le Paty.

De verhuurders lieten ons weten dat het huis te koop stond en dat we, als we daar verbleven, voorbereid moesten zijn op bezoek van de makelaar. Nou, de prijs was een redelijke en bezoek van een makelaar, nou ja, zeiden we tegen elkaar, dat was nou ook zo erg nog niet. www.lepaty.nl had ons met wat foto’s enig idee gegeven van ’t huis. Eigenlijk waren het twee huizen - een groot en een kleiner huis, in L-vorm met elkaar verbonden. Foto’s van de entree, de trap naar ’t huis toe en de parkeerplaats voor de auto ontbraken overigens en op andere foto’s werd maar een klein deel van een ruimte weergegeven. Nee, lepaty.nl was bepaald niet compleet, maar dat konden we pas ter plekke constateren. En ’n beetje vloeken natuurlijk, omdat je weer door een paar Hollanders in den vreemde was genaaid.

Dat het object uit twee huizen bestond was ons wel duidelijk. Maar dat we die twee maanden met de verhuurders als buren zouden gaan doorbrengen werd ons pas duidelijk tijdens een ontmoeting vooraf en we meer informatie kregen. Als we in ’t dorp aankwamen, dan moesten we bellen naar ’n mobiel nummer en dan kwam de verhuurder ons oppikken om ons te begeleiden naar onze vakantiewoning. En we moesten weten dat we een trappetje moesten op- en aflopen van en naar ’t huis en of dat geen probleem was? Nee, zeiden wij, we hebben thuis ook elke dag twee trappen op- en af te lopen. En voor beide huizen was slechts één wasmachine beschikbaar. Of we er een probleem mee hadden als de machine ook ’n enkele keer door de verhuurder werd gebruikt? Nee, zeiden we, als u niet om de drie dagen met een mand vol wasgoed bij ons aanklopt …. Nee, dat zou ’t geval niet zijn. We keken elkaar aan en dachten: nou, ’t zijn wel leuke lui, dat gaat wel lukken. We werden verzocht om een borgsom van € 100 te storten, en de rest twee weken voor aankomst over te maken. En zo geschiedde dat.

Vertrek gedwarsboomd.

Twee dagen voordat we vertrokken, keek ik onze auto voor alle zekerheid nog even na, de bandenspanning, oliepeil, ruitenwisserbakje gecheckt en we deden ook nog wat boodschappen en dachten niet meer aan de portemonnee die nog in ’t afgesloten dashboardkastje lag. En jawel hoor, de volgende ochtend was die verdwenen. Vreemd. Geen spoor van inbraak! Wat doe je dan? Politieaangifte dus. Maar ’t was Goede Vrijdag, ’t politiebureau was nog wél open, maar ’t stadhuis niet en juist dààr moest ik zijn voor ’t aanvragen van ’n nieuw rijbewijs! En toen was het Pasen. De meeste pasjes die in m’n portemonnee zaten kon ik op de computer regelen en een kopie van ’t kentekenbewijs had ik. Maar een rijbewijs is wat anders dan ’n bankpas, ’n creditcard, ’n zorgpas of een ov-chipkaart. Een rijbewijs is andere koek, je moet ook pasfoto’s laten maken. Dat kon dus allemaal pas dinsdag en het eind van het liedje was dat we pas donderdag konden vertrekken.

De schade bedroeg overigens, inclusief ’n gereedschap-tas, drie stukken ge-sealde Hollandse oude kaas voor enkele gretige Fransen, een doos eieren en twee oplaadsnoertjes voor mobieltjes én ’n cash-bedrag van € 60, bij elkaar opgeteld € 240. Voor vermissing van ’t rijbewijs betaal je immers een boete en om ’t snel weer in je bezit te hebben betaal je bovendien € 50 extra. Kan ik me iets bij voorstellen. Op naar Montfrin !

‘En route!’

We reden onze vertrouwde route. IJmuiden, Utrecht, de grote rivieren over, Breda, Antwerpen, Brussel en Charleroi waar de snelweg overgaat in de provinciale n-5. Vanaf dan wordt ’t landschap aantrekkelijker, voorbij Couvin zijn daar de Ardennen, we passeerden de grens met Frankrijk en reden langs Rocroi richting Charlesville-Mézière. Mon Dieu, hoe vaak we daar al niet doorheen zijn gereden! Zoals altijd namen we vervolgens de departementale, recht naar beneden en na Poix-Terron stopten we zoals altijd in Attigny bij het Café du Commerce voor de heerlijke kopjes koffie. Mazagran volgde, Suippes, Châlons-en-Champagne. Rechter naar beneden afzakken lukt, maar dan toch zwenkten we in het weidse en fraai glooiende landschap iets oostwaarts. Chaumont volgde wederom, Langres, Dijon en Nuits-Saints-Georges. Hoera! De Bourgogne! Een glas uitstekende wijn vergezelde een heerlijk maal en we doken ons Franse bed in.

Montfrin.

De volgende dag reden we via de autoroute aan één stuk door tot in de Midi en bij Remoulins, ter hoogte van Avignon, gaan we er pas vanaf. Montfrin was nog zo’n tien kilometer. We reden het dorp in stopten en belden dus dat mobiele nummer zoals ons was opgegeven. We werden opgepikt en tenslotte een weggetje geloodst waarvan de naam alles zei: de Rue des Rochers: die naam had bij ons een belletje moeten doen rinkelen! Een helling van zo’n 15 graden en zo smal dat we er met onze auto nauwelijks doorkwamen. En toen, toen was daar de ‘parking’: je moest er voorbij rijden om na 4 - 5 keer heen en weer steken er achteruit in te kunnen manoeuvreren. ‘t Lukte maar net, zo rakelings langs de rotswanden. ‘t Was zonneklaar dat die begeleiding hoogst noodzakelijk was, want zelf hadden we dat weggetje nooit gevonden. Op het hek dat de parking afsloot, stond in kapitalen met een viltstift geschreven: ‘HEK STEEDS AFSLUITEN!’ en de scherpe punten erop zouden mogelijke onverlaten voldoende afschrikken. We werden uitgenodigd vanaf de parking de trap te beklimmen naar het hogere niveau waarop het huisje zich bevond. Daar kregen we een uiteenzetting over de beschikbare ruimte. Gezeten in de ruime woonkamer, die qua afmetingen iets groter was dan onze keuken thuis, werden we vergast op ’n glaasje wijn en wat olijven.

Er werd ons verteld over een slaapkamer boven de woonkamer, die bereikbaar was met ’n vlizotrap. ‘t Zou blijken dat die, eenmaal uit ’t plafond getrokken, de doorgang naar de keuken blokkeerde, dus moest je die keer op keer weer omhoog doen. En we hoorden van ’n slaapkamer die iets naast ’t huis was gesitueerd en door het echtpaar liefkozend de ‘Hermitage’ werd genoemd. De slaapkamer was in z’n geheel uit de rotsen gehakt … . Twee ruime terrassen completeerden het gehuurde. Maar er was een probleem met de televisie, de decoder, Bij hun aankomst uit Nederland hadden ze geconstateerd dat die ongerede was geraakt en derhalve was er even in afwachting van ’n nieuw apparaat geen televisie beschikbaar. En dat kon wel ’n weekje duren. Wél was er de wasmachine, die onder het gasfornuis in de keuken was geplaatst.

Luchten.

De sanitaire voorziening als zodanig bestond uit een toilet en ’n douche. De uitstroomtemperatuur van ’t water was 25 graden en op ons verzoek werd die twee dagen later opgevoerd tot 48 graden (“Gunst, de vorige huurder vond juist 25 graden zo plezierig.”). De afscheiding tussen keuken en sanitair was een halfhoog muurtje. Daarboven liep het schuine dak boven de woonkamer omhoog naar de slaapruimte boven. Gevolg was, dat als de één stond te kokkerellen en de ander even bezig wilde zijn met z’n persoonlijke hygiëne, het gehele vertrek gevuld was met een mengsel van prettige én onprettige geuren. We besloten om gebruik te maken van het toilet in de Hermitage, alwaar we ons ook ’s nachts ter ruste zouden begeven. Immers, Andrea vertrouwde die gammele vlizotrap voor geen meter! Overnachten in de Hermitage was overigens óók geen sinecure. De buitentemperatuur was tussen 12 en 15 graden, maar die bereikten het interieur nimmer vanwege de dikke buitenmuur en de vochtige rotswanden binnen.
Het gevolg was dat we ’s morgens koud wakker werden in een kille grot onder een klam dekbed en onze kleren die in de kast hingen ondergingen datzelfde lot. We vroegen om een verwarming, en kregen die in de vorm van een gaskachel op butagas. Na twee dagen was de tank leeg en we verzochten om ’n nieuwe gastank. Die kwam. Na vier dagen.

Golven

Gedurende de eerste week werkte het weer niet echt mee. Waren we iets te gretig ingegaan op ‘t aanbod, vanwege de prijs? En al snel kregen we te horen dat de decoder wat langer op zich liet wachten, die moest worden besteld in een grotere stad en dat zou nog wel even duren. Oké. Zó verzot op TV kijken waren we nou ook weer niet. Maar ergerlijk werd het, toen dat ding er eindelijk was, dat we slechts de beschikking hadden over zéven Franse kanalen. De in de folder aangeprezen Hollandse zenders waren er niet en bovendien: de laatste keer dat we in Nederland zwart-wit-televisie hadden gezien, bestond de NTS nog en haar testbeeld en werden we ’s middags uitgezwaaid door ‘Tante Hannie’. Dat was in 1957.

Het commentaar van de eigenaar was in de geest van: “Jullie wisten dat we dit complex te koop hebben staan en jullie snappen natuurlijk wel dat we dan nu geen nieuw televisietoestel gaan kopen. Bovendien, àls je naar een Nederlandse zender wil kijken, kun je dat ook doen met je iPad en zó belangrijk vinden jullie televisiekijken toch ook niet?” We gebruikten de iPad dus vaker dan normaal gebruikelijk was voor ons. We lazen ’s morgens het nieuws uit ’t thuisland op de iPad, àls er tenminste internetverbinding was. En die was er niet altijd. Er waren trouwens om de haverklap stroomstoringen, waardoor alles dat gevoed werd met 220 V uitviel. Na de eerste week dachten we de onderde gootsteen gemonteerde afwasmachine die inmiddels goed gevuld was aan te zetten. De aan-knop werkte, maar de machine niet. Eigenaar erbij gehaald: “Ik begrijp er geen donder van. Ik heb dat ding een half jaar geleden gekocht en nooit een centje pijn gehad! Maar goed, wassen op de hand is toch nou ook weer zo’n onoverkomelijk probleem?”

Opklaringen.

En zo zakte de moed ons toch wel ’n beetje in de vakantiesloffen. Maar er kwam redding: ’t weer werd ’n stuk aangenamer en we konden nota bene buiten aan ’n onverplaatsbaar betonnen tafeltje lunchen en ’s avonds lekker de barbecue gebruiken voor wat roosterwerk.
’t Maakte ook ’t bezoeken van dorpjes en steden in de directe omgeving een stuk plezieriger, maar met schroom moesten we bekennen: landschappelijk gezien zijn de plekken waar we vroeger vaak vertoefden véél aantrekkelijker. Rond Montfrin vormen de heuvels, populieren en wijngaarden van de ‘Costières de Nîmes’ het typische landschap van de Provence. De streek heeft uitgestrekte vlaktes en niet zelden kijk je tegen grote fabriekscomplexen aan: het Franse elektriciteitsbedrijf EDF bijvoorbeeld, grote constructiebedrijven, hallen met bouwmaterialen en complexen waar vloeren en balken van beton worden gemaakt. Kortom: flink wat industrie. De dorpen, ook Montfrin zelf, zien er afgetobt en grauw uit; veel beton, veel gesloten metalen luiken, stalen hekwerken en de lokale kleur van de luiken is van een vaal lichtgroen en montert de boel ook niet echt op.

Nee, dàn het stukje in de Cevennes in de departementen Gard en Hérault, waar we zo vaak zijn geweest! Het landschap dat zich voor ons uitrolt bij het naderen van Quissac, Sauve, Saint Hypolyte-du-Fort, Ganges, Saint Julien-de-la-Nef en Le Vigan ook. Nauwelijks industrie en veel dorpjes met huizen in heldere kleuren en geen tralieluik te bekennen, traditionele daken met rode halfronde pannen, prachtige natuur met veel bergen, riviereen, waar glashelder water in stroomt, oprijzende bergmassieven met weinig begroeiing en uitgestrekte garrigue, die zich uitstrekken tot Millau en Florac in het noorden, Montpellier in het zuiden, Bagnols-sur-Cèze in ’t oosten, de watervallen daar waar het water stroomt, de olijfboomgaarden, de grotten in de richting van Durfort, ja, dáár komen we ècht thuis. Maar, ’t moet gezegd: in de buurt van Montfrin zijn stadjes als Arles, Théziers Villeneuve-les-Avignon, Beaucaire en Tarascon stuk voor stuk prima plekjes om rond te wandelen, boodschappen te doen en een terrasje te pakken, En de wijnen zijn niet te versmaden, die van ’t Domaine Gilphier bijvoorbeeld, waar prima Côtes du Rhône, vins de Pays du Gard en vins du Pays d’Oc worden vervaardigd,

Frequenties.

Tijdens de tweede week werd ons gevraagd of we er bezwaar tegen hadden dat er een makelaar zou verschijnen om het gehele object nauwkeurig te bekijken. We wisten dat zoiets zou kunnen gebeuren, dus stemden we daarin toe. We zegden toe het door ons gehuurde voor de gelegenheid aan te passen. De gordijnen gingen open en persoonlijke bezittingen werden weggestopt in magnetron, afwasmachine, wasmachine en keukenkast. We spreidden wat kleurige kleedjes op de tafels uit en zette de door de eigenaresse geplukte boeketjes binnen en buiten neer. We dachten door dat te doen hen bij de mogelijke verkoop te helpen. En toen werden op handige wijze, soms door hem, soms door haar, visites aangekondigd. Maar dat kreeg gedurende diezelfde week een hogere frequentie: steeds maar weer makelaars (ook niet elke keer dezelfde!), die mogelijk op koop beluste lieden een historisch overzicht over en rondleidingen door ‘het object’ boden; we kregen daar zo langzamerhand wel wat moeite mee. Uiteindelijk, nadat gezelschap nummer 10 zich had aangediend, meldden we dat we ’t nu wel genoeg vonden. De bezoeken stopten per direct en we werden, was ‘t een goedmakertje?, voor een etentje in hun huis uitgenodigd. En op onze beurt nodigden we hen voor een etentje uit in ons nederige stulpje, zo bleef de sfeer ‘pruimable’.

Inmiddels waren wij op ’n punt aangeland dat we zeiden: “ ’t Is wel goed zo, we gaan ons vertrek voorbereiden.” We besloten drie dagen eerder dan gepland te vertrekken. Van de eigenaars hoorden we toen tot onze stomme verbazing het volgende: “Dat komt goed uit, want een vriend van ons uit Nederland komt over en die wilden we op de slaapkamer boven jullie woonkamer onderdak bieden.” Daarmee zouden we dus ‘van ze lang van ze leven’ niet mee akkoord gegaan zijn. Kort en goed: we namen beleefd afscheid van het echtpaar en namen ons voor om Montfrin tot in lengte van dagen te mijden.

Paradijselijk.

Via Nîmes, Vic-le-Fesq, Quissac, Sauve en St. Hippolyte-du-Fort reden we naar La Cadière et Cambo voor een ontmoeting met onze goede vriend Robert Marrel. We waren door hem uitgenodigd om een paar dagen bij hem te logeren en we kregen in zijn behoorlijk grote huis een eigen kamer en ’n badkamer tot onze beschikking. ’t Was midi, l’heure de l’apéro - dus kwamen de rosé, de pastis, koud water en ijsblokjes op tafel plus lekkere hapjes, zoals tarama en brandade de morue op stukjes brood, nootjes en een specialiteit uit de streek: een pâté van spinazie, uien, tomaten en uit elkaar geharkt rundvlees met natuurlijk Provençaalse kruiden. La Douce! Twee jaar eerder was Robert Marrel op onze camping onze gast geweest voor een uitgebreide maaltijd. Nu wilde hij er nog wel ’ns ’n kijkje nemen - en wij dus ook.

’s Middags reden we gedrieën naar St. Julien-de-la-Nef, een heel klein buurtschap tussen Ganges en Le Vigan aan de rivier de Hérault. Voor de goede orde een korte beschrijving van de plek waar we regelmatig neerstreken. Tussen Saint-Julien-de-la Nef en Pont d’Hérault in de richting van Le Vigan ligt in ’n bocht het hotel/café/restaurant ‘La Grillade Cévenole’ en via de parkeerplaats kun je naar beneden een smal weggetje af en kom je aan de oever van de rivier de Hérault: een stuk grond van zo’n anderhalve kilometer lengte, langs de oever, en breed variërend van een meter of 20 tot 60, met hier en daar wat bomen èn – bijna vergeten – ’t Palais Sanitaire, de toilet-, douche- en afwasgelegenheid: onze camping te midden van een prachtige natuur. Je kampeerplek mocht je zelf bepalen, je had een eigen vuurplaats, een heerlijke rivier om in te spelen en te zwemmen, twee watervallen vlak bij, vissen, rivierkreeftjes en waterslangetjes en iets verderop was er ’n strandje aan ’n diep deel in de rivier - kortom: een paradijselijke plek.

De bomen op het terras van ’t restaurant, waar dagelijks de roodgelakte metalen tafels van een papieren ‘tafelkleedje’ werden voorzien, bleken ernstig gesnoeid, het pannendak was vernieuwd, kortom: ‘La Grillade Cévenole’ had een flinke opknapbeurt gehad. Aan het ‘Palais Sanitaire’ was echter niets veranderd. Nee, het verval had stevig doorgezet. ’t Was gedurende een lange reeks van jaren ‘onze’ camping Veel passerende kampeerders kwamen het weggetje naar de camping afgedaald, en: wát doen Nederlandse kampeerders dan ’t eerst? Ze checken het sanitair - en ze waren dus snel weer van ’t terrein af. Het Palais Sanitair was onze garantie dat ’t er zelfs in ’t hoogseizoen altijd rustig was en je buren, wat Fransen, een enkele Duitser, een Belg of een Engelsman, zo’n 60, 70 meter verderop plaats zochten. Wie contact zocht had dat vrij snel, wie rustig op zichzelf wilde zijn, had daar een formidabele stek.

Superieur.

Op de vrijdagmarkt in St. Hippolyte, op ’t parkeerterrein achter de kerk, staat altijd de kraam van Lucien, die prachtig vlees, superieure zelfgemaakte worsten en pâté’s en superieure kwaliteit gekookte en gerookte hammen verkoopt en waar Robert een vaste klant is. We aten één van de avonden van deze overweldigende producten, tongstrelend werkelijk! La Cadière is een klein dorp, er wonen-met inbegrip van de losse, wat verder weg in ’t land gelegen huizen en de wat eigentijdsere woningen in een ‘lotissement’ bij elkaar zo’n 280 mensen en één daarvan is Arlette, moeder van de burgemeester die ook nog eens op z’n wijngaarden werkt. Arlette beheert de katholieke kerk in ’t kleine dorpscentrum. Zij heeft de sleutel en zij is het die de voorbereidingen treft als er, één keer in de zoveel tijd, een mis wordt opgedragen. Het dorp telt drie katholieken: Arlette, haar zoon en een derde dorpeling, van bijna 90 jaar. De mis wordt voor dit drietal opgedragen door een parttimer die allerlei dorpen in het departementen Gard en Hérault op gezette tijden aandoet om een dienst te doen. Als mensen het interieur van de kerk willen bekijken, staat Arlette klaar, je krijgt de sleutel en brengt ‘m weer naar haar terug - ze woont praktisch naast de kerk. De andere functie die ze bekleedt, is die van dorpsroddelaarster. Wát er ook gebeurt, zij is de eerste die weet hoe ’t zit, wie er bij betrokken zijn, tot in détail, en ze zorgt voor snelle nieuwsverspreiding. Arlette en haar kerk weten wat. Wanneer we bij Robert verblijven, moeten we zorgen dat de ramen en luiken voor de nacht goed zijn gesloten, want niet alleen het klokgelui om het half en hele uur is vooral ’s nachts duidelijk hoorbaar, ook herhaalt het zich nog eens na 2 minuten.

Tous ensemble.

Een bezoek waar we naar uitkijken, is naar het echtpaar Mauricette en Raymond Pallier in Sumène, een ritje vanaf de camping door de bergen naar de andere kant van de bergkam van zo’n kwartier. Hun huis, ‘La Jonquière’ genaamd, ligt tegen ’n berg aan op ’n hoogte van zo’n 50-60 meter, aan de rand van ‘t dorp en de entree van de oprit ligt naast de gendarmerie. Het huis is destijds door Raymond helemaal zelfstandig gebouwd, is ruim van opzet. Onder het huis is één van de garages en andere garages staan langs de oprit. Achter ’t huis ligt een 15 meter breed terras dat wordt begrensd door de bergwand en daaruit stroomt een bron die water geeft aan een verzamelbak die is opgetrokken van stukken rots en die tevens dient als vissenkom voor forellen.

Bezijden ’t huis zijn hokken voor kippen en kalkoenen, een schuur en een grote moes- en bloementuin met sinaasappel- en citroenbomen. Het terras is de pleisterplaats voor de ‘heures de l’apéro’ voor familie en vrienden die ’s zomers acte de présence gaven. Zo zijn daar Roger en Brigitte Lecouvez uit Châlons-en-Champagne, hun plaatsgenoten Jean-Pierre en Roselyne Loppin en Yannick en Marie-Pierre Lecluze, Jean-Pierre en Marie-Ange uit Lyon en neef Louis, gendarme in Lyon), George en Alice uit Luik, Eric en Christine uit Lausanne, Jack en Dee Miles uit North-Wheatley, Jean-Pierre en Florence Vallet uit Boulzicourt en nog vele vele anderen en in diverse samenstellingen. Roger is de broer van Mauricette en met wie hij op de camping vriendschap sluit, die wordt meegenomen naar Mauricette, bij hen is niets teveel. Roger is ook de organisator van uitstapjes naar restaurantjes in de buurt, in dorpjes als in St. Roman-de-Codières met het restaurant ‘La Tour de St. Roman-de-Codières, gehuisvest in een oude toren, in Notre Dame de la Rouvière en, hoog in de bergen, restaurant ‘Les Pieds Nickelés’ - een verhaaltje apart.

' LPN '.

‘Les Pieds Nickelés’ werd gerund door Alain en z’n vrouw, er is één vrouw voor de bediening (!) en ’n oude dorpsgenoot voor het grillwerk buiten. Alain ontving z’n gasten op de dagen dat ’t eethuis open was, enkel op zondagmiddagen overigens, en reserveren was voorwaarde, anders was er geen plaats. Er waren maar liefst 140 plaatsen aan lange tafels, élke zondag afgeladen vol. Men was welkom vanaf midi voor ’t apéro buiten onder ’t overdekte terras. ’t Was in de dagen dat ’t dus de héle vakantie prachtig weer was in de Cévennes, met temperaturen tussen de 32 en 35 graden, een fel-strakblauwe lucht en ’t kabaal van de krekels die zich enige koelte toesloegen: kom daar nog maar ’ns om! De laatste keren dat we hebben gekampeerd op ’t terrein van Theo Nadal van ‘La Grillade Cévenole’ aan de oever van de Hérault, hebben we stormen, waanzinnige regenbuien (code orange !) en onwaarschijnlijk langdurig onweer meegemaakt. “Nooit eerder hier gehad! Dit hoort gewoon niet”, zei de beheerder. Maar ja, dat zouden wij wellicht ook gezegd hebben in zijn plaats. Je hoort ’t altijd, dat slechte weersomstandigheden in ’t seizoen niet vaak voorkomen. Zeker wel net als wij er zijn !

Tussen de keuken en de eetzaal van ‘Les Pieds Nickelés’ was de oude baas bedrijvig met het bouwen van ’n grill-vuur op een enorme stookplaats. Om één uur was de eetzaal open, elke stoel was bezet, men bestudeerde de menukaarten, de eerste flessen wijn werden opengetrokken, de wijnen waren bij het menu inbegrepen en ook onbeperkt te slobberen. Een groot dressoir stond vol met gekoelde rode en witte wijnen en rosé’s van goede kwaliteit. De kaart gaf aan dat men voor de entrée kon kiezen tussen gebakken forel, gebakken gamba’s óf meloen met rauwe ham uit de streek. Van de gekozen gerechten kon men onbeperkt eten, dat gold ook voor de verschillende hoofdgerechten: gegrilde halve kip, gegrillde konijnenbout óf gegrilde lamskoteletten. Nagerechten waren stukken citroentaart, vruchtentaart of île flottante, dan was er koffie en er waren digestifs bij zoals cognac, calvados; eau-de-vie’s de poires, des myrtilles, allemaal ‘van de zaak’ en Alain serveerde daarna champagne voor volwassenen en voor kinderen werd z’n zwembad naast het woonhuis ter beschikking gesteld.

Maar voordat die champagne werd geserveerd, sloegen de deuren van de keuken open en met een fikse knal begon de muziek: de keukenbrigade en de dienster kwamen op de maat van de losbarstende populaire muziek de eetzaal in-gepolonaised, voorzien van gekke kledingstukken en nog gekkere maskers, en slingerden zich door de zaal heen, onderwijl iedereen uitnodigend om mee te wandel-dansen - nou, dat werd natuurlijk een kolerezooi. Vermoeid van het copieuze smikkelen, de drank en ’t bewegen trokken de ouderen al weer snel weer hun plaatsen, maar de kwiekeren dansten dat ’t een lieve lust was en ’t zwembad was gevuld met joelende koters, de algehele stemming was uitbundig en vooral de ouderen straalden van tevredenheid. En dat was 48 middagen per jaar, waarvan wij er gedurende een aantal jaren behoorlijk wat hebben meebeleefd.

Voorover gebogen.

Totdat plotseling de zaak was gesloten! Het door ons opgevangen verhaal op de vrijdagse weekmarkt in Ganges, hét sociale trefpunt van de week, wilde dat er op zekere dag bezoek kwam bij ’t restaurant - van de gendarmerie, met auto’s en ’n helikopter erboven. Er gingen geruchten dat Alain betrokken was bij handel in dope en dat de spontane uitgifte van digestifs en champagne na de maaltijden daarvan waren gefinancierd - het echtpaar werd aangehouden en verdween uit de streek. Of dat verhaal van die dope klopt, weten we niet; dat de middagen die zó populair waren bij -vooral- vakantiegangers nu tot ’t verleden behoorden, ging er bij velen niet gemakkelijk in. Jaren later ontmoetten we Alain in Ganges, hij groette beleefd, zei dat ’t allemaal prima ging en vervolgde licht voorovergebogen zijn weg.

Nog ’n klein uitstapje naar ’t verleden. We besloten, gezeten op ’t terras bij Raymond, de Palliers dus, om met z’n vieren te gaan eten. Raymond stelde voor om naar Michel te gaan, een vriend van hen, die een restaurant was begonnen in de Rieutord, da’s een rivier, maar zo lang we daar kwamen hadden we daar nog nooit water in zien stromen! ’t Zou ons benieuwen. We reden een stukje richting St. Roman en sloegen iets verderop af en volgden een paadje bergafwaarts, over een ‘bruggetje’ waartoe een betonnen rioolbuis als fundament diende en zie daar: midden in de rivier, op ’n verhoogd deel, stonden lange houten tafels en stoelen eromheen, ’t geheel overdekt met rieten matten en ernaast stond een hutje, une cabane, met een grote buitengrill. Michel heette ons welkom en stelde ons voor aan zijn vriendin, een meisje van 17 jaar; Ze bleek zijn nichtje te zijn en ze had ’n klein kindje in haar arm. Michel presenteerde ’t wichtje trots als z’n zoontje.

We namen plaats en werden meteen van pastis voorzien. Zonder een kaart gezien te hebben ging Michel voor ons koken. Dat werd dus grillen, al moet gezegd worden dat hij wist hoe dat perfect gedaan moest worden ! Côtes de porc volgde, met gepofte aardappel erbij, verse salade, goed brood, lekkere wijn, we werden behoorlijk verwend! Maar later was er op ’t eiland in de rivierbedding niets meer van ’t restaurant terug te vinden, jammer. Michel was naar z’n wettige echtgenote teruggekeerd.

Nog vers in ons gelegen ligt ook het wederom bijeenkomen op de camping na afloop van een middag die we met praktisch de gehele camping-bevolking in de LPN hadden doorgebracht: eerst werd er door de kinderen met rubberbootjes en ballen in de rivier gespeeld en de ouderen puften uit met allerlei drankjes. Na enkele uren ‘- ’t zou gaan schemeren – besloten we verlichting in de bomen te hangen en tafels tegen elkaar aan te zetten. Raymond en Andrea troffen de voorbereidingen voor het bereiden van een aantal fikse omeletten waarvoor eerst nog de paddenstoelen uit de garage bij Raymond thuis moesten worden opgehaald: ’t was de oogst na regenachtig weer van zijn geheime plek en een veelheid van soorten. Schrijver dezes werd echter later op de avond bij ’t nemen van een slok wijn in z’n onderlip gestoken. Alice die er een artikel over had gelezen dat de steek er één was geweest van een waarschijnlijk alleen in de Cévennes voorkomende spin. ’s Nachts moest ik even uit bed om m’n blaas te legen en keek voor alle zekerheid even in ’n spiegel. Bijna de hele linkerkant van mijn gezicht was opgezwollen, tot in m’n nek ! Zelfs m’n lippen waren dik en slikken ging moeilijk. De volgende dacht kon Andrea als ’t ware kaartjes gaan verkopen: men verdrong zich om dit fenomeen te zien en mijn beloning kwam om twaalf uur ’s middags: Roger bood me namens de campeurs een baby-zuigfles aan, gevuld met … pastis !

Flitstrips.

We reden vaak ‘even’ naar Châlons-en-Champagne om onze vrienden Roger en Brigitte te bezoeken. Soms waren dat bliksembezoeken en van tevoren we belden we en vroegen: "Wat eten jullie morgenavond?” Brigitte zei dan dat ze dat nog niet wist en dan zeiden wij, “dan eten we mosselen, d’accord?” We kwamen de volgende dag aan, zetten de pan met mosselen op ’t vuur, bakten frites en zetten goed brood op tafel, we aten de pan zowat leeg en de volgende ochtend, na de koffie, vertrokken we weer naar Nederland.

Eén keer deden we zo’n vite-fait afspraak. We hadden toen de Citroën Jumper de bestelbus en een fiets ingeladen, kwamen aan in de Rue Anne Godeau in Chalôns, zetten de bus op een parkeerplaats uit ’t zicht en ik fietste met Andrea achterop de laatste meters.Nadat we de fiets op de standaard in de tuin hadden gezet belden we aan. De gezichten bij het openen van de voordeur vergeten we niet gauw meer.
Een andere keer, we zaten aan de pastis tijdens ’t middaguur, kwam de overbuurman van Roger en Brigitte langs om te vragen of wij Hollanders wel ’ns tripes hadden gegeten: "Non? Mais il vous faut les manger, c’est très très bon!” Hij stond erop ons bij hem ‘Tripes à la mode de Caen’, “un repas formidable!”, te komen eten als we weer in Châlons kwamen en de aardige uitnodiging werd zonder meer geaccepteerd.

Pens.

De daarop volgende keer, we hadden Roger en Brigitte tijdig gemeld dat we zouden komen, waren we klaar voor dat evenement en toen we bij de overburen het huis betraden, zei Andrea al direct: ”Dat gaat ‘m voor mij niet worden, wát een lucht! Ik eet geen hap!”. Ik zei nog dat je dat als gast niet kon maken, die mensen hadden hun uiterste best gedaan om voor die Hollanders hun favoriete streekgerecht te bereiden. Ik zou in elk geval proeven. Dat kwam me duur te staan. We logeerden bij Roger, Andrea genoot van de goed gebakken patatjes, maar ik had de stoute schoenen aangetrokken en de tripes geproefd. Ik heb een groot deel van de nacht door Châlons gezwalkt en ondanks pogingen daartoe was ik niet in staat om de toch geringe maaginhoud ergens te dumpen. Steeds als ik dit verhaal vertel, geloof me, écht, ruik ik weer die waanzinnig penetrante lucht van dat Normandische traditionele gerecht dat ik nooit van m’n leven meer zal eten.

Een paling-oproer.

Op de berg aan de overkant van de rivier langs de camping van St. Julien-de-la-Nef lag in de hoogte een groot huis. ’s Zomers, in het weekend bijvoorbeeld, was daar wel eens een wat groter gezelschap. Met mooi weer daalden de bewoners met hun gasten wel eens af om verkoeling aan de rivier te zoeken. Een groepje van vier man ging te water: men dook er niet in maar was aan de watertemperatuur aan ’t wennen, toen plotseling één van hen een duik nam, en schreeuwend boven water kwam met een forse zeepaling in z’n knuisten - grote opwinding bij de anderen! Wij, kampeerders, aanschouwden vanaf onze kant met stijgende verbazing het tafereel. Die éne man raakte de paling kwijt, een ander kreeg ‘m weer te pakken, twee man holden naar boven en kwamen terug met een groot mes, en uiteindelijk werd de arme paling onthoofd.

Maar daarmee was de strijd nog niet gestreden! Z’n lijf vocht nog stevig door, hetgeen de opwinding van de moordenaars er niet minder op maakte. We dropen langzaam af en de palingvissers klommen weer omhoog. Niet gehinderd door de aanwezigheid van de op hun rust gestelde kampeerders drong het kabaal door dat aan de krachtmeting met het beklagenswaardige dier gepaard ging, totdat ook aan de overzijde van de rivier het rumoer eindelijk verstomde. Wij kampeerders, inmiddels bij een opgepookt vuur gezeten, met natuurlijk een glaasje erbij, wisselden recepten uit voor de bereiding van …. paling. De één wist ’t nog smakelijker te maken dan de ander. Máár: we moesten dan wél paling vangen! Hierop werd een plan gemaakt.

Wij, dat wil zeggen ondergetekende en Jean-Pierre Vallet, kok in de personeels-mess van de gevangenis in Châlons, zouden met een rubberboot de rivier opgaan met in ’n panty van één van de vrouwen de ingewand-resten van de kalkoen die we met z’n allen de vorige dag op het terras bij Raymond en Mauricette hadden genuttigd. Als survival-pakket in de boot diende een aantal mini-, van die reclame, flesjes met Pastis 51, een fles koud water en twee pastisglazen. Het was middag, de zon scheen onbarmhartig, de krekels maakten een kabaal van jewelste, we hadden al een neutje achter de kiezen, en van de bedoeling om onze stevig stinkende lading-in-panty ergens in de stroom van de rivier vast te zetten, kwam jammer genoeg weinig terecht. De rubberboot zuchtte onder ons gewicht, Jean-Pierre heette niet voor niets ook ‘le gros’, we kregen een vreselijke lachbui, een pastisglas verdween onder water net als de andere nog volle flesjes, de boot dreigde te kantelen, de panty werd losgelaten en wij kwamen met de grootste moeite weer aan de kant - het bleef bij ’t uitwisselen van wat we allemaal met de paling hadden kunnen doen, áls we nou maar …..

Dat waren andere tijden. Weer terug in het nu spraken we met Robert over de begraafplaats naast de kerk in La Cadière. Over ’t algemeen worden de begraafplaatsen in Frankrijk behoorlijk goed onderhouden en zijn de grafstenen vaak schoon en staan er regelmatig verse bloemetjes op of bij. Robert vertelde ons, dat dat bij katholieke kerkhoven inderdaad ’t geval was - bij protestantse kerkhoven was dat niet zo, en waarom? Omdat die niet bestonden! Er zijn geen protestantse kerkhoven in Frankrijk! Lang geleden heeft een Franse koning aan de protestanten wel het recht verleend om te mogen worden begraven in grond die hun eigendom is. Hier en daar vind je nog wel eens een tuin met een grafsteen erin en zo kan de eigenaar, zelfs als hij tot de ontdekking was gekomen dat er geen hiernogmaals is, z’n eigendom voor alle zekerheid toch van nabij in de gaten houden.

© Ralph en Andrea de Jongh, 2016.

Voor reacties, bijdragen en informatie: info@defranseverleiding.nl

Terug naar de inhoudspagina van
'de Franse Verleiding'

of

terug naar de voorpagina van
'de Franse Verleiding'